Hartverscheurend, verrukkelijk Afrika. Ralf Bodelier is er als een blok voor gevallen op zijn reizen als journalist door dat continent. En niet minder valt hij voor de romans van schrijver en tropenarts Adriaan Groen. Auteur en personages roepen een onrust en verlangen wakker naar iets, ja naar wat…? Betrokkenheid, bezieling, compassie? In ieder geval naar iets dat breekt met het gezapige comfort van Nederland.
Door Ralf Bodelier
Adriaan Groen is een van de weinige romanciers… nee, hij is de énige Nederlandse romancier van wie ik alles lees. Wat mij betreft is hij ook een van weinige Nederlandse schrijvers die het waard is om alles van te lezen. Kent u Adriaan Groen niet? Dan raad ik u aan zo spoedig mogelijk zijn zojuist verschenen roman Overlander te kopen. Of anders Trommelhart uit 2007 of Vertrapt Gras uit 2002.
Het zijn romans die zich afspelen op het platteland van Tanzania. Steevast verschijnt daar een Nederlandse tropenarts die zijn intrek neemt in het gastenverblijf van een aggenebbisj ziekenhuis en begint met opereren.
Het zijn de tropenartsen Jesse Drost uit de nieuwe Overlander, Axel Banning in Trommelhart of de noodhulparts Dip van Ginkel uit Vertrapt Gras. Het zijn mannen met een onrustig verleden. Mannen die het niet uithielden in Nederland. Mannen die aan het zwerven slaan, die naar de alcohol grijpen en zich soms tegoed doen aan morfinepleisters.
Maar het zijn ook mannen die, wanneer het erop aankomt, tot het naadje gaan voor hun patiënten. Mannen die tot wanhoop worden gedreven wanneer er weer geen medicijnen zijn. Wanneer de stroom in de operatiekamer uitvalt of wanneer jonge vrouwen onder hun handen sterven bij het baren van hun kinderen. Het zijn mannen – en vrouwen – die ik zelf de afgelopen twintig jaar tegenkwam in Afrika en waar ik een immens respect voor kreeg.
Dagelijks gemodder
Ik weet het. Het is een cliché. Maar door de blauwe ogen van Jesse, Dip of Axel ervaren we het tragische, ellendige en hartverscheurende van het alledaagse Afrika. Voor zover we het al niet wisten, zien we opnieuw een continent waar mensen soms sterven omdat ze te arm zijn om te leven. En ook dit is een cliché: door de ogen van de artsen zien we het warme, mysterieuze, verrassende en overrompelende Afrika. Voor zover we het al niet wisten, zien we opnieuw een continent waar mensen, ondanks hun armoede, voluit weten te leven. Een Afrika waar je zelf zou willen zijn, aangenomen dat je, net als de artsen, de moed zou hebben om te breken met het gezapige comfort van Nederland. En toch zijn het niet deze diep ingesleten beelden waar ik bij Adriaan Groen voor val. Het is vooral het dagelijkse gemodder met de kleine dingen. Wat Groens Afrika zo fascinerend maakt is de normaliteit van de oploskoffie met melkpoeder, het instoppen van muskietennetten, het hiërarchische werkoverleg, het oeverloos kletsen met buren en vrienden en het sjoemelen met autoriteiten. En het is de normaliteit van de Afrikaan die, wanneer je eenmaal door zijn zwarte huid heen kijkt, zo onthutsend veel op de Nederlander lijkt.
Ik weet het. Het is een cliché. Maar door de blauwe ogen van Jesse, Dip of Axel ervaren we het tragische, ellendige en hartverscheurende van het alledaagse Afrika. Voor zover we het al niet wisten, zien we opnieuw een continent waar mensen soms sterven omdat ze te arm zijn om te leven. En ook dit is een cliché: door de ogen van de artsen zien we het warme, mysterieuze, verrassende en overrompelende Afrika. Voor zover we het al niet wisten, zien we opnieuw een continent waar mensen, ondanks hun armoede, voluit weten te leven. Een Afrika waar je zelf zou willen zijn, aangenomen dat je, net als de artsen, de moed zou hebben om te breken met het gezapige comfort van Nederland. En toch zijn het niet deze diep ingesleten beelden waar ik bij Adriaan Groen voor val. Het is vooral het dagelijkse gemodder met de kleine dingen. Wat Groens Afrika zo fascinerend maakt is de normaliteit van de oploskoffie met melkpoeder, het instoppen van muskietennetten, het hiërarchische werkoverleg, het oeverloos kletsen met buren en vrienden en het sjoemelen met autoriteiten. En het is de normaliteit van de Afrikaan die, wanneer je eenmaal door zijn zwarte huid heen kijkt, zo onthutsend veel op de Nederlander lijkt.
Betrokken mens
Adriaan Groen (Rotterdam 1948) is zelf tropenarts en ik ken hem een beetje. Althans ik kom Groen wel eens tegen bij de afdeling Tropengeneeskunde van de Rotterdamse Erasmusuniversiteit, waar wij beiden gastlessen verzorgen. Dan wisselen we wat ervaringen uit. Ik als journalist in Malawi, hij als arts in Oman en Tanzania. Maar ook als huisarts in Krimpen aan de IJssel, waar hij ooit probeerde een normaal, Nederlands bestaan op te bouwen. Een bestaan dat hij weer opgaf voor een baan in het Tanzaniaanse Ndala Hospital. Een ziekenhuis van de Zusters Onder de Bogen in Maastricht.
Adriaan Groen (Rotterdam 1948) is zelf tropenarts en ik ken hem een beetje. Althans ik kom Groen wel eens tegen bij de afdeling Tropengeneeskunde van de Rotterdamse Erasmusuniversiteit, waar wij beiden gastlessen verzorgen. Dan wisselen we wat ervaringen uit. Ik als journalist in Malawi, hij als arts in Oman en Tanzania. Maar ook als huisarts in Krimpen aan de IJssel, waar hij ooit probeerde een normaal, Nederlands bestaan op te bouwen. Een bestaan dat hij weer opgaf voor een baan in het Tanzaniaanse Ndala Hospital. Een ziekenhuis van de Zusters Onder de Bogen in Maastricht.
Op het eerste gezicht is de schrijver wat nurks en afstandelijk. Maar je voelt meteen dat zich achter dat terughoudende hoofd en die argwanende blik een betrokken mens verstopt. Een man die je pas leert kennen via de alter ego’s in zijn boeken. Via Axel Banning, Dip van Ginkel of Jesse Drost. Een bezielde man, zo vermoed ik, waar je hevig van zou kunnen houden. Aangenomen dat hij zich daarvoor beschikbaar zou stellen.
Rijpe ananas
Overlander werd vanavond door Bol.com bezorgd en nu al kan ik de lijvige roman niet meer wegleggen. Op dit moment, pagina 80, piekert tropendokter Jesse Drost over de zin van zijn werk in het armetierige plattelandsziekenhuis St. Christopher, gerund door de (fictieve) ‘Zusters van het Heilig Hart’. Zojuist moest hij het driejarige kankerpatiëntje Costa laten sterven omdat er in Tanzania domweg geen geschikte chemotherapie verkrijgbaar is. Dat maakt Jesse Drost neerslachtig. Nu al voel je dat hij zijn werk niet meer aankan. Dat hij weer weg wil, vluchten naar een plaats waar het leven minder wanhopig is. Zover is het nog niet. Maar de achterflap van het boek verklapt dat dokter Jesse Drost St. Christopher inderdaad verlaat. Hij gaat aan de slag in een dure privékliniek in de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam. “Van het ene op het andere moment krijgt hij een heel ander leven. Vrijwel alle patiënten in de stadspraktijk zijn expats wier bestaan zich voornamelijk afspeelt achter de hoge muren van huizen met zwembad. Voor alles is personeel, verveling ligt dagelijks op de loer. De conversatie op de talloze party’s en bij de exclusieve zeilclub wordt beheerst door roddel, gefluister over seksuele escapades en geschimp op alles wat Afrikaans is.” Jazeker. Ook dat is een cliché. Maar clichés zijn er nu eenmaal omdat ze zo evident waar zijn. Ik zweer het. Ik heb niet stiekem naar het einde van Overlander gebladerd. Maar ik wil er een fles Tanzaniaanse whisky onder verwedden dat Jesse Dorst het in deze geparfumeerde omgeving al helemaal niet uit zal houden. Ik wed dat hij terug zal keren naar het arme plattelandsziekenhuis met zijn kwetsbare patiënten, zijn betrokken Zusters van het Heilige Hart. Terug naar het arme en soms toch zo rijke platteland, geurend naar smeulende houtvuren, rijpe ananas en kardemom. Naar de plaats waar mensen soms sterven omdat ze te arm zijn om te leven. Maar waar mensen, ondanks hun armoede, hun leven ook voluit weten te omarmen.
Overlander werd vanavond door Bol.com bezorgd en nu al kan ik de lijvige roman niet meer wegleggen. Op dit moment, pagina 80, piekert tropendokter Jesse Drost over de zin van zijn werk in het armetierige plattelandsziekenhuis St. Christopher, gerund door de (fictieve) ‘Zusters van het Heilig Hart’. Zojuist moest hij het driejarige kankerpatiëntje Costa laten sterven omdat er in Tanzania domweg geen geschikte chemotherapie verkrijgbaar is. Dat maakt Jesse Drost neerslachtig. Nu al voel je dat hij zijn werk niet meer aankan. Dat hij weer weg wil, vluchten naar een plaats waar het leven minder wanhopig is. Zover is het nog niet. Maar de achterflap van het boek verklapt dat dokter Jesse Drost St. Christopher inderdaad verlaat. Hij gaat aan de slag in een dure privékliniek in de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam. “Van het ene op het andere moment krijgt hij een heel ander leven. Vrijwel alle patiënten in de stadspraktijk zijn expats wier bestaan zich voornamelijk afspeelt achter de hoge muren van huizen met zwembad. Voor alles is personeel, verveling ligt dagelijks op de loer. De conversatie op de talloze party’s en bij de exclusieve zeilclub wordt beheerst door roddel, gefluister over seksuele escapades en geschimp op alles wat Afrikaans is.” Jazeker. Ook dat is een cliché. Maar clichés zijn er nu eenmaal omdat ze zo evident waar zijn. Ik zweer het. Ik heb niet stiekem naar het einde van Overlander gebladerd. Maar ik wil er een fles Tanzaniaanse whisky onder verwedden dat Jesse Dorst het in deze geparfumeerde omgeving al helemaal niet uit zal houden. Ik wed dat hij terug zal keren naar het arme plattelandsziekenhuis met zijn kwetsbare patiënten, zijn betrokken Zusters van het Heilige Hart. Terug naar het arme en soms toch zo rijke platteland, geurend naar smeulende houtvuren, rijpe ananas en kardemom. Naar de plaats waar mensen soms sterven omdat ze te arm zijn om te leven. Maar waar mensen, ondanks hun armoede, hun leven ook voluit weten te omarmen.
Adriaan Groen, Overlander